Van schilder via bloedarmoede naar sjoelbieten: bietencarpaccio!
Hoi! Bietencarpaccio. Ik wist niet dat carpaccio naar een schilder is vernoemd. Vittore Carpaccio, zoek maar op, zijn werk werd tentoongesteld in Venetië op het moment dat de eigenaar van Harry’s Bar het gerecht bedacht voor een aan bloedarmoede lijdende gravin. Harry’s Bar in Venetië, ja daar zit ook weer een heel verhaal achter, over een Amerikaan, geldnood en vriendschap, zoek ook maar op, is best een leuk verhaal. Maar niet mijn verhaal.
Bloedarmoede kun je trouwens prima bestrijden en liever voorkomen door genoeg groente en fruit te eten, meneertje van Harry’s Bar. Wisten mensen dat vroeger nog niet soms? In mijn carpaccio niks geen ossenhaas, dieren zullen niet leegbloeden op mijn bestelling, over armoede gesproken, nee nee!
Mijn verhaal gaat over sjoelstenen. Carpaccio wordt vele malen dunner gesneden dan de dikke plakken biet die ik hier in de oven schuif. Mijn man stelt voor om het gerecht boeren-bietencarpaccio te noemen. Dat vind ik niet netjes naar mijn in de agrarische sector werkzame medemens toe. Ik noem ze sjoelbieten.
Goed wat hebben we nu? Een schilder, sjoelstenen en de volgende ingrediënten:
Ingrediënten bietencarpaccio uit de oven:
– 500 gram voorgekookte rode bietjes in 30 dikke plakken gesneden
– walnotenolie
– gemalen komijn
– gemalen kaneel
– sesamzaadjes
– crema di balsamico
– zout
– peper
Bereidingswijze:
1. Ik schuif alle sjoelbieten op een met bakpapier beklede sjoelbak.
Ovenplaat bedoel ik, niet sjoelbak. Ik wil straks niet horen dat je een kapotte stoof of een afgebrand huis hebt omdat je de sjoelbak in je oven hebt proberen te duwen.
2. A la Vittorio Carpaccio pak ik een keukenkwastje dat ik in de walnotenolie dip. Ik verf alle sjoelbieten walnoot.
3. Komijn, kaneel, sesamzaadjes, peper en zout strooi ik in grote snuffen over de bewalnotenoliede sjoelstenen heen.
Over de bieten dus hè. Niet dat ik van het weekend bij je langskom om een potje te sjoelen en dat dan je sjoelstenen helemaal onder de kruiden en de walnotenolie zitten.
4. Het kruiden kun je het beste naar je eigen smaak doen. Komijn is mijn lievelings dus daarvan dwarrel ik relatief veel.
Ik ruik zelf ook een beetje naar komijn, vooral na het sporten. Maar misschien wist je dat al lang.
5. Na het kruiden plop ik op ieder sjoelbietje een toefje crema balsamico. De ingedikte balsamico azijn zit in zo’n fles waaruit je de crème kunt knijpen alsof je, alweer a la Vittorio Carpaccio, verf uit een tube wringt. Kijk, zo zien de bietenplakjes eruit voor ze de oven in gaan:
6. De met sjoelstenen gevulde sjoelbak gaat de sjoelbakoven in. Bakken, ongeveer een half uur, op 180 graden.
Lekker. Als hapje of als onderdeel van een maaltijd.
Doei!