Hoi! Op een zondag tijdens onze vakantie kwamen we Domingo tegen. Op een afgelegen strandje. Domingo is een Canario van een jaar of vijftig die in een grot een eenkamerwoning heeft gebouwd en daar woont. Met drie honden, een kat en minstens één geit. De goede man nodigde ons uit voor het eten. Wij klommen bovenlangs over een berg terug naar het dorpje waar we begonnen waren aan onze dagtocht terwijl Domingo benedenlangs onder luid geroep van de naam van zijn dorp, “Chamorga!!!”, afgewisseld met luid gefluit veel eerder dan wij zijn grotwoning bereikte. Domingo houdt wel van een borrel. Wie niet.
We werden verwelkomd met bier, wijn en en luidschallende muziek. Domingo tapt een beetje stroom af van een lantaarnpaal in de buurt. Ik denk van de dichtstbijzijnde op deze foto van het avonduitzicht vanaf Domingo’s grotbalkonterrastuin:
Hij liet vooral de vrouwen met veel trots zijn woning bewonderen en bood ook alleen ons vrouwen een glaasje eigengestookte bessenwijn aan. Het likeurtje was supergoed vol en fel van verse bessensmaak zonder dat er zo’n alcohollaagje achterbleef in de nazit van de slok. Ik spreek geen Spaans dus ik ben er maar niet aan begonnen naar het recept te vragen. Als je dit een gemiste kans vindt dan loop je vanaf Chamorga benedenlangs richting Roque Bermejo en ga je bij deze Canarische vlag aan je linkerhand de trap op naar zijn grot en vraag je het hem zelf, als ie thuis is.
Al gauw bracht Mingo, zoals wij hem inmiddels liefkozend noemden, een grote pot water aan de kook op zijn buitenvuurplaats. Hij had een flinke voorraad uit zijn eigen tuin versgeoogste kleine aardappels klaarliggen om te transformeren in het beroemde Canarische gerecht papas arrugadas. En een kilo zout. De ongeschilde aardappels en al dat zout gingen in het kokende water en bleven zeker wel een uur. Op dat vuur. Staan. Ik heb het niet echt goed in de gaten gehouden maar het kan zijn dat Mingo de aardappels ook echt helemaal droogkookte. Dat zou de knapperige zoute korst om de smeuïge binnenkant van de papas wel heel goed verklaren.
Bij de papas serveerde Mingo een zelfgemaakte mojo verde. Ja ja ook weer zo’n typisch Canarisch recept. Hij had er gewoon nog een grote pot van in zijn koelkast staan dus ik kan alleen maar raden naar de ingrediënten maar dat het lekker was? Ja! Ik schat dat de mojo met peterselie was gemaakt want ik proefde geen koriander. Dat zijn twee opties voor groene mojosaus, peterselie en koriander, mojo de perejil en mojo de cilantro. Verder bestond de mojo uit veel olijfolie, knoflook, peper en zout.
Mingo zette de twee andere dames uit ons gezelschap aan het rode uien-snijden voor de sidesalad. Daar gingen nog wat wortelsliertjes-op-zuur uit een potje en, oooooh neeee, tonijn!!!!!???? uit een blik doorheen. Gelukkig onderschepten de twee lieve meisjes wat ui en wortel voor mij en mijn man.
Mingo had ook nog wat cadeaugekregen geitenvlees in zijn koelkast liggen maar hij vertelde dat hij zijn eigen geit (of geiten, nogmaals ik spreek geen Spaans en ik let ook niet altijd even goed op) nooit zou doodmaken en opeten. De geit (of een geit) knikte bevestigend vanaf zijn rots.
Ondertussen was hondje Luna niet meer van mijn mans schoot af te slaan en aten, dronken en dansten wij vrolijk in den rondte met onze Mingo en werd het langzaamaan knetterdonker op de grotberg.
Mijn neef en zijn vriendin spraken met Mingo af voor de donderdag erop. Dat kunnen zij doen want zij wonen op Tenerife. Wij niet. Wij zouden de betreffende donderdag al weer in Twente toeven. Ik zal nog even navragen of hij op donderdag ook Domingo heet en niet Jueves bijvoorbeeld. We reden in het donker terug over een lange, slingerende, steile, onverlichte, haarspeldbochtige, eenbaans bergweg. Voldaan en blij. Die Mingo. Gotta love ‘m!
En de reden dat ik dit nu opeens allemaal zo vertel is dat ik vandaag bij thuiskomst een zak walnoten op het aanrecht aantrof. Die walnoten deden mij denken aan de papas arrugadas van Mingo. Geen flauw idee. Maar het is de waarheid.
En nu ga ik koken.
Doei!