Hoi! Het is achttien jaar geleden en nacht, pikdonkere nacht. Mijn beste vriend en ik zitten elk op een vol krat bier midden in een roetzwart bos. We zijn de verzamelplaats-bewakers van het nachtspel dat gespeeld wordt door een grote groep eerstejaars filosofiestudenten. We hebben ons net geïnstalleerd, onze zaklampen gecheckt, een flesje bier opengeplopt en wachten op de eerste succesvolle boef van team Smokkel. Team Douane heeft als taak de smokkelaars van de zakjes waspoeder tegen te houden. Ik luister tevreden naar het gekraak en gesluip en de verschrikte gilletjes van gesnapte smokkelaars om ons heen. Totdat… HALLIKNATSEGRATNOGAANTOEZEG! Die “beste vriend” van mij me zomaar vanuit het niets aan mijn oorlel trekt en lachend fluistert: “lever je kaartje maar bij me in.” Naast het nachtspel is er ook een moordenaarsspel aan de gang waarbij je de persoon die op je kaartje staat moet “vermoorden” door diegene aan een oorlel te trekken, in de neus te knijpen of op de wang te zoenen zonder dat iemand anders het doorheeft. Mijn beste vriend blijkt het kaartje met mijn naam en een oorlel erop getrokken te hebben. Een worsteling met wat ingehouden maar woest gefluisterde vloeken van mijn kant volgt en dan….. WUTDEGERRIEKNETSTIEMENOU??? Zoent die “beste vriend” mij zomaar hop, vol op mijn mond! De aankomst van de eerste zegevierende smokkelaar beëindigt onze lange kus. Dit verhaal markeert het begin van mijn verkering met de man waarmee ik zeven jaar geleden getrouwd ben.
Die geraffineerde oorlelmeneer, die me later vertelde dat ie van te voren nog twijfelde: “zal ik haar eerst zoenen of eerst vermoorden?” DIE GAAT VANDAAG IN DE PAN MOEWHAHAHAHOO!
Ingrediënten voor twee chronisch verliefden:
voor rodekoolmoord:
– 1 halve rodekool, in reepjes gesneden en gewassen
– 1 eetlepel geurloze kokosolie
– 2 eetlepels appelazijn
– 1 eetlepel agavesiroop
– zout
voor koesterzwammen:
– 150 gram oesterzwammen, schoongeborsteld en in repen gesneden
– 1 ui, gesnipperd
– 1 teen knoflook, gesnipperd
– 1 gedroogd chilipepertje, verkruimeld
– 2 eetlepels sesamzaadjes
– 1 hand pecannoten
– 2 eetlepels sojasaus
– 1 eetlepel olijfolie
– zout
voor zoenmalse velderwtjes:
– 1 pot (680 gram) malse veldertjes
– 2 bosuitjes in ringetjes en gewassen
Dus ik neem die halve rodekool mee het bos in, midden in de nacht, trek haar aan haar oorlel, snijd ‘r in reepjes en leg er het oorlelmannetje van. Nu ik er toch ben pik ik wat oesterzwammen op. Ik heb intussen al wat kokosolie verhit, geen probleem, kokosolie raakt snel verhit, en in de worsteling tussen mij en het gewiekste oorlelmannetje die volgt, donderen alle rodekoolreepjes in de hete olie. En daar blijven ze ook, rondgeroerd en omennomgeschept tot er een kwartier later agavesiroop, appelazijn en zout naar smaak bij gaan. Ik laat alles pruttelen op een zacht vuurtje en begin aan de koestering van de zwammen.
Een flinke geul olijfolie gulpt in een hete bakpan en knoflook, ui en peper buitelen erdoor. Sesamzaadjes dartelen er ook achteraan en ik bak de boel een beetje op. Zachtjes zakken de zwammetjes erbij. Ze laten zich vertroetelen door de smaakolijke panbeduikelaars. Pecannoten willen ook hun liefkozingendeel en dalen de zwammenberg aaiend af. Na een minuut of vijf van dit hartverwarmende geknuffel glijdt er een slurfje sojasaus overheen en zwiert er wat zout op.
Ondertussen zijn die velderwtjes opgewarmd in hun eigen vocht en mals genoeg om mee te kunnen zoenen. Ik giet hun eigen vocht af en laat de bosuiringetjes door de veldertjes heen knapperen voor een lekker bite en strooi nog met wat zout voor een lekkere smaak en het kusfestijn kan beginnen.
Achttien jaar geleden en een dag later vlieg ik op mijn kersverse geliefde, die de eerstejaars instructies staat te geven, af, spring in zijn armen, kus hem stevig en roep ik “Mustafa!” Mijn man herinnert zich deze frats als de allereerste publiekelijke uiting van onze liefde. Moest effe.
Doei!